Terug naar overzicht

25 oktober 2019 | Nieuws

Vijf vragen aan juryvoorzitter Marjolein de Jong

In de aanloop naar de bekendmaking van de winnaars van de Piket Kunstprijzen wordt de jury aan de tand gevoeld. Juryvoorzitter Marjolein de Jong trapt. Op maandag 25 november worden de prijzen uitgereikt in Theater Diligentia in Den Haag.

Wat spreekt je aan in het juryvoorzitterschap?

“Ik kende de Piket Kunstprijzen al van naam. Ik kwam de heer Piket regelmatig tegen bij voorstellingen in de Koninklijke Schouwburg. Hij kon heel enthousiast praten over kunst en cultuur. De combinatie tussen cultuur en jonge mensen is heel sterk. Als cultuurwethouder heb ik mij ook hard gemaakt voor cultuureducatie op scholen, maar de Piket Kunstprijzen pakt ook de slag erna. Dat vind ik heel sterk.”

Wat houdt het juryvoorzitterschap precies in?

“Als juryvoorzitter moet je vooral de vergaderingen in goede banen leiden. Dit jaar waren er tot nu toe nog geen uitgesproken meningsverschillen dus wat dat betreft had ik een makkie.”

Hoe is de samenwerking met de juryleden?

“Heel mooi! Met name de enorme gedrevenheid en vakkundigheid valt me op bij alle juryleden. Zij zijn er het hele jaar al mee bezig. De waakvlam voor nieuw talent staat altijd aan: daardoor komen ze met een goed onderbouwd verhaal alle genomineerden. Je merkt ook dat de duo’s prettig samenwerken en dat ze respect hebben voor elkaars discipline.”

Wat zou je de genomineerden willen meegeven?

“Ten eerste ‘gefeliciteerd. Je bent in het oog gesprongen van de jury: alleen dat al is een compliment waard. Gebruik de aandacht die je nu krijgt door de nominatie en profiteer van de kansen die dit biedt.”

Waarom is het zo belangrijk dat er een prijs is voor jonge makers?

“Jonge mensen staan aan het begin van hun carrière. Nu gaan ze het voor het ‘echie’ doen en je weet pas hoe succesvol je bent als je erkenning krijgt. De Piket Kunstprijzen hebben inmiddels naam en faam en het bedrag dat je ermee wint is niet misselijk. Het is een prachtige en unieke prijs voor jonge makers.”

Foto: Hessel Waalewijn